“Kom!” hoorde ik de stem van Henderik achter me, “Het is klaar! We gaan vast in de rij staan voor rancho.”
Ary schudde zijn hoofd, “dat wordt geen rancho zometeen... ik wacht wel in mijn bugaloo wat het wordt.” Hij liep naar de ingang van paviljoen Los Vagos.
Ik gaf Henderik het voordeel van de twijfel en liep in de richting van het doorgeefluik in de keukenmuur, het dambord en het doosje damstenen nog steeds onder mijn arm. Daar gingen we op de grond zitten en volgden van een afstand het tafereel in de hoek voor de kerk.
“Kijk,” zei Henderik met gedempte stem.
“Waar?”
“Ons paviljoen.”
Ik ging zo onopvallend mogelijk verzitten om te kunnen zien wat er twintig meter verderop gebeurde.
Uit de deuropening van paviljoen Cuatro kwam Moncho aangelopen. Met dezelfde trage bodybuilder-pas als hij een dag eerder zijn kamer uitgekomen was om Pepe de les te lezen, liep hij nu op het groepje mannen voor de kerk af.
Rond Caracortada stonden nu nog maar een paar mannen, Guarapo de sigarettenverkoper, Junio de baas van Los Vagos, Felipe en Moncho’s andere knecht, Valdomero, die ik in gedachten Eénoog noemde vanwege zijn grijze pupil.
De meesten hadden hun apoyo kennelijk voldaan en verspreidden zich over het terrein. De gevangenen met wachtdienst stonden weer op hun plekken. Bij het grote hek, dat gesloten was na het vertrek van de laatste bezoeker, had Galopino zijn wachtplek ingenomen.
Aangekomen bij de kerkingang pakte Moncho iets aan van Caracortada en vervolgens van Junio. Er bleef nu nog maar één man achter bij Moncho en zijn knechten: Felipe, de graatmagere man die ons shampoo en Norit had geprobeerd te verkopen.
De afstand was te groot om de eerste woorden te kunnen verstaan, maar Felipe stond er ontredderd bij, als een geslagen hond.
“Wegwezen jij! De muur over, smerige kont-kop!” De keel van Moncho klonk als een grafgewelf en Felipe draaide zich om. In een fractie van een seconde hief Moncho zijn linkerhand, in zijn grote knuist glom iets in het zonlicht, iets dat leek op een klapperpistool.
“Pa! Pa!” klonk het uit de hand van Moncho. Mijn hartslag verdubbelde terwijl ik inelkaar dook tegen de muur onder het keukenluik. Felipe rende langs ons, het pad af. Nog geen tien meter voor hij bij de klimplek zou zijn. Bulderend van de lach gaf Moncho Caracortada en Valdomero een seintje. Moncho’s knechten zetten de achtervolging in, terwijl Felipe bij de muur aangekomen, zijn voeten in de klimgaten zette en omhoogklom.
“Pa! Pa!” klonk het nu vlak bij ons. Felipe viel naar beneden, op de muur een rode vlek waar zijn gezicht uiteengespat was. Galopino stond naast de klimplek. Hij stak de revolver terug in zijn broekband.
Eénoog en Caracortada kwamen aan bij het lichaam van Felipe en staken telkens weer hun messen in zijn borst. Verbijsterd, vastgevroren aan de grond keek ik toe. Was hij nog niet dood genoeg? Waren ze bang dat hij zonder gezicht zou verderleven?
De drie mannen grepen het magere lijf van Felipe en duwden het omhoog, tegen het hek op om het aan de andere kant naar beneden te laten vallen.
“Agua verde*)...” fluisterde Henderik.
Ik draaide me om en keek hem aan, te verlamd om iets te zeggen. Trillend stonden we op, lieten de Bonna-bakken en het damspel onder het doorgeefluik op de grond liggen en met vloeibare knieën liepen we het pad af, om de gebouwen heen, in de richting van het sportveld.
Woordenlijstje:
*) Agua verde ‘water (met) groen’; de groene geüniformeerden komen er aan: waarschuwingssignaal dat militaire inval op komst is
rancho: rantsoen, maaltijd
bugaloo: 'kamer' van lakens
apoyo: ondersteuning, verplichte ‘steun’-betalingen aan bendeleider
|